Waarom deze Brochure?
Vervangen van zeer zorgwekkende stoffen
REACH, maar ook andere wetgeving, confronteert u met nieuwe regels over gebruik van de zogenoemde zeer zorgwekkende stoffen. Dat kan tot gevolg hebben dat u op zoek moet naar alternatieven voor deze stoffen. Royal HaskoningDHV ontwikkelde, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, hiervoor onderstaande handreiking. Als u deze handreiking volgt weet u zeker dat u geen stoffen mist en niet voor verassingen komt te staan als een stof plotseling niet meer beschikbaar blijkt te zijn.
De handreiking is opgesteld voor bedrijven die gebruik maken van chemische stoffen in hun productieprocessen of die stoffen gebruiken in de producten die zij maken voor hun klanten. Let op, de handreiking is niet bedoeld voor producenten en importeurs van stoffen naar de EU.
Deze handreiking is een levend document. U kunt uw opmerkingen en verbeterpunten aan ons doorgeven via de groene knop aan de rechterkant (‘send message’). Wij verwerken uw opmerkingen in een volgende versie van dit document
Voor wie is deze brochure?
Deze handreiking is opgesteld voor bedrijven die gebruik maken van chemische stoffen in hun productieprocessen of die stoffen gebruiken in de producten die zij maken voor hun klanten.
Let op, de handreiking is niet bedoeld voor producenten en importeurs van stoffen naar de EU.
Vervangen van zeer zorgwekkende stoffen; wanneer vervangen en hoe dat te doen?
-
Doel van deze handleiding
Deze brochurehandreiking, opgesteld door Royal HaskoningDHV in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, helpt u bij het vervangen van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). REACH, maar ook andere wetgeving, confronteert u met nieuwe regels over gevaarlijke stoffen. Deze regels kunnen leiden tot een verbod of beperking op het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen. Dit kan betekenen dat u bepaalde stoffen helemaal niet meer mag gebruiken of niet meer mag gebruiken op de manier waarop u dat gewend bent en dus op zoek gaat naar vervanging. Deze brochurehandreiking helpt u daarbij.
Kader 1: Belangrijkste stoffenwetgeving
De verplichtingen bij het gebruik van chemicaliën zijn afkomstig uit Europese wetgeving waarvan de CLP-verordening en de REACH-verordening, de belangrijkste zijn:Europese verordeningen (direct van toepassing in Nederland)
REACH-verordening (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperking van chemische stoffen) regelt het veilig gebruik van alle chemische stoffen en de vervanging van de zeer zorgwekkende stoffen. REACH vereist dat elke stof en alle toepassingen daarvan wordt geregistreerd. Fabrikanten van stoffen moeten hier voor een dossier indienen bij ECHA (het Europese agentschap dat over stoffen gaat en uitvoering geeft aan de REACH- en CLP-verordening). Hierdoor neemt de kennis van eigenschappen en toepassingen van alle stoffen in de EU enorm toe en komen de zeer zorgwekkende stoffen beter in beeld. Dat betekent dat meer stoffen als zorgwekkend aangemerkt kunnen worden en dus vervangen, verboden worden of onder zeer strenge voorwaarden toegestaan worden. Hiervoor kent REACH het instrument van autorisatie (een vergunningaanvraag). REACH bepaalt ook de inhoud van de veiligheidsinformatiebladen (Vib, in het Engels SDS), die alle gegevens bevatten voor de registratie van REACH.De CLP-verordening (classification, labelling and packaging, in Nederland ‘EU-GHS verordening’) bepaalt de indeling van gevaarlijke stoffen en welke etikettering- en verpakkingseisen hiermee samenhangen.
Nederlandse Wetgeving:
Veel Nederlandse wetgeving gebruikt stoffeninformatie als uitgangspunt voor de eisen die de wetgeving stelt. Dit geldt voor de milieuwetgeving (bijv. Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit), Arbo-wet- en regelgeving, het Nederlandse Zeer zorgwekkende stoffenbeleid, de transportregelgeving en de technische richtlijnen voor opslag (o.a. PGS15). Al deze regels hebben als doelstelling de gezondheid van mensen (in deze situatie werknemers/ consumenten) en het milieu te beschermen tegen gevaarlijke effecten. Kennis over wat “veilige” dan wel “gevaarlijke” stoffen zijn voor mens of milieu zijn neemt enorm toe door de REACH registratie dossiers. Het indelingssysteem van CLP helpt daarbij om de stoffen in gevaarklassen in te delen. Op basis van de risico’s kan dan een afweging gemaakt worden of iets “veilig” (in breedste zin van het woord) is en dus voor gebruik is toegestaan. -
Waarom Zeer Zorgwekkende Stoffen vervangen?
Gevaarlijke stoffen zijn chemische stoffen die één of meerdere eigenschappen hebben die al in relatief kleine hoeveelheden schade kunnen aanrichten aan de menselijke gezondheid of het milieu. Van de gevaarlijke stoffen vormen zeer zorgwekkende stoffen het grootste risico. Al in geringe concentratie kunnen deze stoffen leiden tot grote, onherstelbare of langdurige schade aan mens of milieu. Het zijn bewerkelijke en erg dure stoffen om mee te werken, omdat u maatregelen moet nemen om uw medewerkers, klanten en het milieu tegen de gevaren te beschermen. Deze stoffen zullen door de wetgeving beperkt worden in het gebruik. Daarom is het verstandig om op tijd te kijken naar mogelijke vervanging. Kader 2 geeft meer informatie over deze categorie van stoffen.
Kader 2: Definitie zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) Artikel 57 van REACH geeft de definitie van zeer zorgwekkende stoffen.
Zeer zorgwekkende stoffen zijn stoffen met een van de volgende eigenschappen:1. kankerverwekkend (C);
2. mutageen (M): een stof die het DNA beschadigt en erfelijke veranderingen kan veroorzaken;
3. protoxisch (R): een stof die giftig is voor de voortplanting;
4. persistent, bioaccumulerend én toxisch (PBT); deze stoffen zijn gevaarlijk voor het milieu;
5. zeer persistent én zeer bioaccumulerend (zPzB): deze stoffen zijn zeer gevaarlijk voor het milieu;
6. stoffen met een (wetenschappelijk bewezen) vergelijkbare zorg; zoals hormoonverstorende stoffen.De zeer zorgwekkende stoffen werden voorheen ook wel Zeer ernstige Zorgstoffen, of prioritaire stoffen genoemd
(zie ook http://www.rivm.nl/rvs/).Niet alleen de gezondheids- en milieurisico’s van de stoffen kan een reden zijn om te kijken of u zeer zorgwekkende stoffen kunt vervangen, de belangrijkste reden is voor u misschien wel het risico dat u de stof niet meer geleverd krijgt omdat deze verboden is. Door het toepassen van een minder gevaarlijk alternatief kunt u kosten besparen op beschermingsmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen of technische voorzieningen. Uw bedrijf kan ook aanvullende redenen hebben om verder te gaan dan de regelgeving. Dit kan bijvoorbeeld zijn vanwege uw eigen duurzaamheidsvisie en -beleid, wetgeving buiten de EU of vragen van uw klanten.
Kader 3: Praktijkvoorbeeld Desso
Desso wil ’s werelds marktleider zijn op het gebied van milieuvriendelijke vloerproducten die een voortreffelijke meerwaarde bieden qua design en functionaliteit en zo een bijdrage leveren aan de gezondheid en het welzijn van mensen.“Het is ons streven om in 2020 al onze producten te ontwerpen volgens de Cradle to Cradle®-principes. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat onze producten gemaakt worden uit positief gedefinieerde materialen1 die veilig zijn voor het bedoelde gebruik en die biologisch of technisch hergebruikt kunnen worden aan het einde van hun nuttige levensduur.”
Desso beoordeelt de materialen in samenwerking met EPEA (het instituut van Michael Braungart, een van de grondleggers van Cradle to Cradle®) op basis van de Cradle to Cradle® methode. Na van al het materiaal in de producten de ingrediënten te hebben beoordeeld, worden deze geoptimaliseerd door waar nodig voor vervanging te zorgen en door alleen aanvaardbare of optimale chemische ingrediënten of materialen te gebruiken naarmate die beschikbaar komen.
Een praktijkvoorbeeld is het uitfaseren van fluorpolymeer als vuilwerend middel. Deze stof bleek bioaccumulatief (zich ophopend, dus niet biologisch afbreekbaar) te zijn; een keuze die niet past binnen Desso’s Cradle to Cradle® filosofie.
Een ander voorbeeld is de tapijttegels die op maat worden gemaakt op een stansmachine. Om de stansmessen van deze machine schoon te maken werd er in het verleden een zeepoplossing gebruikt, die na beoordeling een aantal kankerverwekkende stoffen bleek te bevatten. Er is toen direct samen met de leverancier gezocht naar een oplossing die de functionaliteit voor Desso zou behouden zonder deze stoffen te bevatten. Het product is aangepast en bestaat nu uit positief gedefinieerde chemicaliën.
Een beoordeling volgens het Cradle to Cradle® principe zal voor veel MKB-bedrijven niet mogelijk zijn. Toch heeft Desso wel een aantal tips voor deze groep bedrijven:- Gebruik geen of wees zeer voorzichtig met gehalogeneerde koolwaterstoffen;
- Vermijd daar waar mogelijk zware metalen;
- Cradle to Cradle® heeft een ’Banned Lists of Chemicals’ die al een idee kan geven.
1. Positief gedefinieerd = alle ingrediënten zijn geclassificeerd als Groen (optimaal) of Geel (aanvaardbaar) volgens de Cradle to Cradle®-beoordelingscriteria zoals beschreven in het Cradle to Cradle®-certificeringsprogramma versie 2.1.1. opgesteld door MBDC in september 2008, bijgewerkt in januari 2010.
Belangrijk: het verschil tussen stoffen, mengsels en producten
In deze handreiking komen de begrippen ‘stoffen’, ‘mengsels’ en ‘producten’ veel voor. Het is belangrijk dat hierover geen onduidelijkheid bestaat. Daarom volgt hieronder een toelichting op hoe deze begrippen in deze handreiking gebruikt worden:- Een ‘stof’ is binnen REACH en CLP een chemisch element en de verbindingen ervan. Het gaat om de vorm waarin het voorkomt in natuurlijke toestand of bij de vervaardiging ervan. Toevoegingen die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit en onzuiverheden horen hierbij. Oplosmiddelen die kunnen worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of de samenstelling ervan wordt gewijzigd, horen hier niet bij;
- Een ‘mengsel’ bestaat volgens REACH en CLP uit twee of meer stoffen;
- Voor een ‘product’ bestaat binnen REACH en CLP geen definitie. In deze handreiking wordt een commercieel verhandelbare stof of mengsel (onder een eigen commerciële naam) bedoeld.
-
Hoe werkt deze handleiding?
De handleiding bevat een doorlopende hoofdtekst. Als u deze tekst volgt krijgt u alle informatie die u nodig heeft. Daarnaast zijn er in de handleiding blauwe kaders opgenomen. Deze kaders geven u extra achtergrondinformatie. De woordenlijst in bijlage 1 geeft u uitleg over een aantal begrippen en afkortingen die in deze handreiking worden gebruikt.
De handreiking bevat 3 stappen (hoofdstuk 1 t/m 3):
- In stap 1 bepaalt u of de handleiding op u van toepassing is;
- Met stap 2 kunt u zeer zorgwekkende stoffen herkennen;
- Bij stap 3 gaat u op zoek naar alternatieven.
Alle stappen die in deze handleiding worden uitgelegd, zijn samengevat in het stroomschema in volgende paragraaf.
Meer informatie:
Als u na het lezen van deze handleiding nog vragen heeft, dan kunt u meer informatie vinden op de onderstaande websites.
Meer informatie over de REACH verordening.
Meer informatie over de EU-GHS/CLP verordening.
Meer informatie over risico’s van stoffen.
U kunt natuurlijk ook contact opnemen met uw brancheorganisatie.
-
Stroomschema - stappen in deze handleiding
-
Stap 1: Is deze handreiking voor u van toepassing?
De eerste stap is bepalen of deze handreiking voor u van toepassing is. Daarvoor moet u eerst weten of u downstream gebruiker bent van gevaarlijke stoffen. Dit hoofdstuk helpt u met het beantwoorden van deze vraag. Als u deze vraag met ‘ja’ beantwoordt, kunt u door met de handreiking.
Als het antwoord ‘nee’ is, dan bent u producent of importeur van stoffen en heeft u een registratieverplichting. U behoort niet tot de doelgroep van deze handreiking.
-
Stap 1.1 Bent u downstream gebruiker van gevaarlijke stoffen?
De REACH wetgeving onderscheidt in de toeleveringsketen van een stof vier rollen. Deze rollen zijn gekoppeld aan de activiteiten van bedrijven met stoffen (productie, import, gebruik en distributie van stoffen). De vier rollen zijn:
1. Fabrikant;
2. Importeur;
3. Distributeur;
4. Downstream gebruiker.
Let op: Een bedrijf kan meerdere rollen hebben. Een importeur kan ook de rol van distributeur hebben of een fabrikant kan ook een gebruiker van een stof zijn. Afhankelijk van de rol(len) heeft een bedrijf verschillende verplichtingen. Voor het bepalen van uw rol (of rollen) kunt u gebruik maken van de Rol Identificatie Tool, te vinden via de REACH helpdesk. Als hieruit volgt dat u downstream gebruiker bent, kunt u door met deze handleiding.
Meer informatie over de groep downstream gebruikers vindt u hieronder in kader 4.
Kader 4: downstream gebruikers
De bedrijven die geen stoffen, importeren of distribueren, maar alleen gebruiken, worden downstream gebruikers genoemd. De downstream gebruiker is te verdelen in de volgende vier type gebruikers:Formuleerders
Bedrijven die stoffen of mengsels verwerken in andere mengsels, bijvoorbeeld producenten van verf, vernis, was- en reinigingsmiddelen, lijm, brandblusmiddelen/brandvertragers en cosmetische producten.Professionele gebruikers
Bedrijven in de dienstverlening zoals reinigingsbedrijven, schildersbedrijven, stoffeerderijen, vleeswarenindustrie, verpleeg- en ziekenhuizen, op- en overslag bedrijven.Industriële gebruikers
Industriële bedrijven die chemische stoffen en mengsels gebruiken zoals de houtindustrie, autofabricage, beeldscherm/elektronicaproductie en de land- en tuinbouwsector.Producenten van voorwerpen
Bedrijven die voorwerpen maken waarbij chemische stoffen worden gebruikt in het productieproces of het eindproduct.
Stel vast welke stoffen u gebruikt en welke daarvan gevaarlijk zijn. Deze 1e stap die u hier zet is schematisch weergegeven in figuur 2. Uw overzicht van gevaarlijke stoffen bevat de stoffen die in de oranje cirkel zitten. In stap 2 kijkt u daadwerkelijk of u stoffen heeft die in de rode cirkel zitten.Voor het opstellen van een lijst van gevaarlijke stoffen kunt u gebruik maken van het gevaarspictogram en het veiligheidsinformatieblad (Vib). Het veiligheidsinformatieblad is het brondocument waarin de volledige gevaarsinformatie van een product / gevaarlijke stof vermeldt staat (Bijlage 3 geeft hierover meer informatie). Meestal volstaat het verzamelen van alle producten met gevaarspictogrammen.
Tot 1 juni 2017 zijn er vanwege de overgangsperiode in de CLP wetgeving twee soorten gevaarspictogrammen in omloop (zie bijlage 2). Dat betekent dat u de volgende pictogrammen tegen kunt komen:
- De oranje pictogrammen vanuit de oude wetgeving;
- Pictogrammen die ruitvormig zijn met een rode rand en een witte achtergrond (Europese wetgeving: CLP-verordening). -
Stap 2: Hoe herken ik Zeer Zorgwekkende Stoffen?
Het is van belang om een overzicht te hebben van de zeer zorgwekkende stoffen in uw bedrijf. Dit hoofdstuk helpt u op basis van beschikbare informatie de zeer zorgwekkende stoffen binnen uw bedrijf te herkennen. Deze methode helpt u snel inzicht te krijgen of u een zeer zorgwekkende stof in uw bedrijf gebruikt. Aanvullend kunt u voor elke stof op de website risico voor stoffen () controleren of een stof zeer zorgwekkend is.
-
Stap 2.1: Hoe herken ik Zeer Zorgwekkende Stoffen?
U zich richt op een beperkt aantal gevaarspictogrammen waardoor u niet alle stoffen en bestanddelen na hoeft te lopen. U kijkt alleen naar de producten waarmee u werkt. Neem de producten met de onderstaande gevaarspictogrammen op in een lijst. In bijlage 4 van deze handreiking is hiervoor een Excel-tabel opgenomen, die u hier kunt downloaden. U kunt deze ook downloaden van de site van REACH helpdesk (www.reach-helpdesk.nl).
Van deze producten verzamelt u de volgende gegevens:
> Productnaam (onderdeel 1.1 van het veiligheidsinformatieblad) - De (commerciële) productnaam is van belang voor de communicatie, zowel intern als met leveranciers;
> Leverancier(s) (onderdeel 1.3 van het veiligheidsinformatieblad) - De naam van de leverancier is van belang om tijdens het zoeken naar alternatieven ook uw huidige leverancier om informatie te vragen. Mogelijk heeft hij al een alternatief product voor u;
> Gevaarsclassificatie van de stof of het product (onderdeel 2.1 van veiligheidsinformatieblad of H-zinnen en het pictogram van onderdeel 2.2 van en onderdeel 2.3 (andere gevaren);
> Stofnamen van de individuele gevaarlijke bestanddelen (onderdeel 3 van het veiligheidsinformatieblad) die alleen bovengenoemde pictogrammen hebben. Het gaat dus om de stof in het product of mengsel die bepalend is voor de classificatie van het geheel;
> De gevaarsclassificatie en H-zinnen van deze bestanddelen;> CAS-nummer en/of EG-nummer van deze bestanddelen (onderdeel 1.1 van veiligheidsinformatieblad). Aangezien voor stoffen vaak verschillende stofnamen (synoniemen) in omloop zijn is het vermelden van het CAS- en/of EG-nummer belangrijk. Dit zijn namelijk unieke nummers om de betreffende stoffen op te zoeken.
Let op: de hierboven beschreven inventarisatie zal niet alle stoffen herkennen die aan de ZZS-criteria voldoen. Zo vallen de genoemde stoffen met “gelijkwaardige” zorg (zie kader 5, criterium 6 ) hier niet onder. Ook bestaat er een risico dat u stoffen mist die in zeer lage concentraties in producten aanwezig zijn. Als u 100% zekerheid wilt, moet u de uitgebreide inventarisatie uitvoeren. Deze kost echter veel meer tijd omdat u niet op basis van de gevaarspictogrammen werkt, maar alle bestanddelen van al uw gevaarlijke stoffen en producten in kaart brengt. Bijlage 4 bevat de handleiding voor deze uitgebreide inventarisatie.
Kader 5: Criteria voor zeer zorgwekkende stoffen
H-zin*
Pictogram
1. Kankerverwekkend categorie 1A of 1B
(conform CLP-verordening)H350
2. Mutageen categorie 1A of 1B
(conform CLP-verordening)H340
3. Reprotoxisch categorie 1A of 1B
(conform CLP-verordening)H360
4. Persistent, Bioaccumulerend en toxisch (PBT)
(conform REACH- bijlage XIII)Diverse, o.a.
H410, H411, H412, H413Mogelijk:
5. Zeer persistent en zeer bioaccumulerend (zPzB) (conform REACH-bijlage XIII)
Diverse
Mogelijk:
6. Gelijkwaardige zorgstoffen:
stoffen die niet onder bovenstaande criteria vallen terwijl er wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat ze vergelijkbare gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu kunnen hebben. Bijvoorbeeld hormoonverstorende stoffen en aquatische toxiciteit.Diverse
Mogelijk:
* H(azard)-zin: is de code die vanuit de CLP wordt gebruikt om een gevaarsaspect aan te duiden.
-
Stap 2.2 Heeft u stoffen die u wilt vervangen?
Met het overzicht van de zeer zorgwekkende stoffen uit de inventarisatie kunt u in deze stap met behulp van de onderstaande criteria vaststellen in hoeverre de zeer zorgwekkende stoffen verboden zijn, gaan worden of onder strikte voorwaarden voor beperkte toepassingen gebruikt mogen worden. De hieronder genoemde criteria zijn onder andere afgeleid van het autorisatieproces van REACH. Een uitgebreide toelichting op dit proces is te vinden in bijlage 5. Er zijn vijf criteria:
1. De stof staat al op de lijst met beperkingen (REACH, Bijlage XVII);
2. De stof staat op de autorisatielijst om op termijn verboden te worden (REACH, Bijlage XIV);
3. De stof staat op de kandidatenlijst van REACH;
4. Er is een intentie om de stof op een van de bovengenoemde lijsten te plaatsen;
5. Door de eigenschappen kan de stof op een van de genoemde lijsten terechtkomen.De criteria zijn in volgorde van prioriteit: voldoet de stof aan criterium 1 dan moet u direct actie ondernemen, voldoet de stof aan een van de onder criterium 3, 4 of 5 genoemde eigenschappen dan heeft u meer tijd. In de volgende paragrafen worden de criteria verder toegelicht.
-
Criterium 1: De stof staat al op de lijst met beperkingen (REACH, Bijlage XVII)
Bijlage XVII van REACH is een lijst met stoffen met beperkingen. Op deze lijst staan stoffen, waarvoor beperkende maatregelen gelden of waarvan de productie, het in de handel brengen of het gebruik ervan volledig verboden is. De beperkingen gelden voor heel Europa en zijn algemeen van toepassing. Deze lijst is vinden op de website van ECHA (lijst met beperkingen).
Als uw stof op deze lijst staat, dan betekent dat u moet bekijken of uw toepassing voldoet aan de eisen die voor de stof zijn vastgelegd. Dit kan ook betekenen dat u direct aan de slag moet om deze stof te vervangen, bijvoorbeeld als uw gebruik van deze stof in het geheel niet meer mag plaatsvinden.
-
Criterium 2: De stof staat op de autorisatielijst om op termijn verboden te worden (REACH, Bijlage XIV)
Bijlage XIV van REACH bevat een lijst van stoffen die vanaf een bepaalde datum verboden zijn tenzij voor een bepaald gebruik autorisatie is verleend. De gebruiker, fabrikant of importeur van de stof mag een stof niet voor een specifieke toepassing in de handel brengen of zelf gebruiken tenzij hij daarvoor toestemming (autorisatie) heeft gekregen. Voor het verkrijgen van deze autorisatie moet hij een aanvraag indienen (met een autorisatie verzoek) voor de daarvoor in Bijlage XIV vastgestelde datum. Is de datum verstreken dan is alle gebruik verboden. In dat geval moet de leverancier dat in het veiligheidsinformatieblad (rubriek 15.1) vermelden. Op het etiket moet de leverancier het autorisatienummer vermelden. Voor u als downstream gebruiker betekent dit dat er een risico is dat uw leverancier de vergunning niet krijgt en daardoor op een bepaald moment niet meer mag leveren.
Met behulp van het unieke EG-nummer of CAS-nummer van de stof, kunt u bepalen of uw stof op de lijst voorkomt. De autorisatielijst vindt u op de website van ECHA (autorisatielijst).
-
Criterium 3: De stof staat op de kandidatenlijst van REACH
Voordat stoffen opgenomen worden op de autorisatielijst, worden zij op een zogenoemde “kandidatenlijst” gezet. Als een stof op de kandidatenlijst geplaatst wordt, betekent dit dat daarna het proces gaat lopen voor opname van de stof op de autorisatielijst. Ook hier kunt u met behulp van het unieke EG-nummer of CAS-nummer van uw stof, bepalen of deze op de kandidatenlijst voorkomt. Deze lijst vindt u op de website van ECHA (link kandidatenlijst).
Alhoewel er geen zekerheid bestaat dat een stof die op de kandidatenlijst uiteindelijk ook op de autorisatielijst terechtkomt en de timing van plaatsing afhankelijk is van prioritering, dient u er rekening mee te houden dat dit gebeurt. Als één of meerdere van uw stoffen op deze lijst voorkomt, dan betekent dit dus dat u beter niet te lang kunt wachten met het doorlopen van stap 3. De stoffen komen op termijn mogelijk in aanmerking voor een verbod.
-
Criterium 4: Er is een intentie om de stof op een van de bovengenoemde lijsten te plaatsen
Elk EU land kan er voor kiezen om een bepaalde stof te nomineren voor de identificatie als zeer zorgwekkende stof, voor het voorstellen van geharmoniseerde indeling en etikettering of voor het voorstellen van beperkingen. Een lidstaat maakt dan een zogenoemd ‘Bijlage XV of Bijlage VI dossier’ aan en dient deze in als een intentie om de stof op een lijst te plaatsen. Het overzicht van deze stoffen heet het register of intenties ‘Registry of intentions (ROI)’. Meer informatie over het ROI vindt u op de website van ECHA (link Registry of intentions). Dit hoeft niet direct te leiden tot een verbod, maar er is in ieder geval sprake van aandacht voor de stof, vanwege de zorgwekkende eigenschappen of risico’s. Voor de zeer zorgwekkende stoffen betekent een plaatsing op de ROI dus dat voor de stof een dossier wordt voorbereid om de stof binnen een jaar op de kandidatenlijst te plaatsen. U kunt voor deze stoffen stap 3 doorlopen, maar u kunt er ook voor kiezen om de stoffen in de gaten te houden totdat zij voldoen aan criterium 2.
-
Criterium 5: Door de eigenschappen kan de stof op een van de genoemde lijsten terechtkomen.
In kader 4 staan de gevaarscriteria (en H-zinnen) voor stoffen die de voorwaarden zijn om op bovengenoemde kandidatenlijst en autorisatielijst te komen. Deze criteria zijn afkomstig uit de CLP-verordening. Leveranciers van deze stoffen zijn verplicht om deze criteria toe te passen. Ze moeten de gevaarsindeling vermelden in het veiligheidsinformatieblad (rubriek 2). Daarnaast bevat de CLP ook een lijst met geharmoniseerde indeling van stoffen (bijlage VI). Deze classificatie moeten bedrijven verplicht overnemen. Een doorzoekbare versie van de lijst is te vinden via de website van ESIS (link lijst ESIS). Meer informatie over de classificatie van stoffen en mengsels kunt u vinden op de website van de GHS helpdesk.
Als één of meerdere van deze stoffen voldoet aan de indeling uit kader 5, dan is het mogelijk dat deze stof in de toekomst op de kandidatenlijst voor autorisatie of autorisatielijst kan komen. De termijn waarbinnen dat kan gebeuren varieert. Het advies is om bij inkoop van nieuwe stoffen uit deze laatste categorie direct te kijken naar mogelijke alternatieven. Voor stoffen die u nu al gebruikt kunt u voor vervanging stap 3 doorlopen. U kunt er ook voor kiezen de stoffen in de gaten te houden totdat zij voldoen aan criterium 2.
-
Samenvatting: welke stoffen eerst?
De stoffen die al verboden zijn (deel van criterium 1) moet u direct vervangen, want deze stof mag al niet meer gebruikt worden. Voor stoffen die in Bijlage XIV staan ( criterium 2) is de termijn waarop het verbod of vergunningplicht voor beperkt gebruik ingaat van belang. Voor die datum moet u uw stof hebben vervangen door een alternatieve stof of in het uiterste geval een vergunning hebben geregeld via de daartoe beschikbare procedure. Voor stoffen die voldoen aan criterium 3 en 4 (er is een intentie) en 5 (de eigenschappen van een stof) kunt u kiezen voor een proactieve (vervanging door alternatieven) of reactieve (in de gaten houden totdat zij voldoen aan criterium 3) aanpak.Op basis van bovengenoemde criteria en uw eigen beleid, kunt u de stoffen selecteren die u wilt onderzoeken op vervanging. Ga door naar hoofdstuk 3, voor een uitleg over hoe u deze stoffen kunt vervangen.
-
Stap 3.1: Hoe Zeer Zorgwekkende Stoffen te vervangen?
Vervangen van zeer zorgwekkende stoffen
Bepaal het eisenpakket voor alternatieven
De eigenschappen waaraan een alternatief moet voldoen zijn:
> Functionele eisen: een alternatieve stof levert het liefst minimaal een gelijkwaardige of een betere prestatie dan de stof die vervangen wordt. Daarnaast moet het inzetbaar zijn in het bedrijfsproces;
> Wettelijke eisen: een alternatief product mag geen zeer zorgwekkende stof bevatten of een stof waarvoor verboden gelden (Bijlage XVII REACH).
-
Stap 3.2 Voer een onderzoek uit naar de alternatieven
Na het bepalen van de eigenschappen, gaat u op zoek naar een alternatief. Hierbij kunt u in onderstaande volgorde de volgende bronnen raadplegen:
1. Benader uw huidige en/of alternatieve leveranciers van de betreffende stof;
2. Benader uw brancheorganisatie en/of collega-bedrijven;
3. Maak gebruik van publieke informatiebronnen (websites).Logischerwijs spelen de kosten van een stof of product een belangrijke rol in uw keuze. Houdt u er echter rekening mee dat de kosten niet alleen bepaald worden door de aanschafprijs, maar ook voor een groot deel door de wijze van uw verwerkingsproces (bijvoorbeeld beheersmaatregelen) en de afvalfase.
1. Benaderen van leveranciers
Bij het benaderen van leveranciers kunt de volgende vragen stellen:> Bent u op de hoogte van het feit dat een bepaald bestanddeel in uw product een zeer zorgwekkende stof is? Dit bestanddeel kan mogelijk op termijn worden verboden;
> Heeft u voor dit product een alternatief product dat minder gevaarlijk is (voor mens en milieu) en toegepast kan worden? Het moet een product zijn waarin geen bestanddelen aanwezig zijn, die voldoen aan de criteria in artikel 57 van REACH;
> Voldoet het alternatieve product aan het door ons opgestelde eisenpakket?
> Kan het alternatieve product op de dezelfde wijze als het originele product gebruikt worden?
Houdt u er rekening mee dat leveranciers een commercieel belang hebben bij de levering van hun product. U kunt er ook voor kiezen direct de volgende stap richting uw collega’s of de brancheorganisatie te nemen.2. Benaderen van brancheorganisatie en/of collega-bedrijven
Bij het benaderen van brancheorganisaties en/of collega-bedrijven kunt u vragen of zij u kunnen ondersteunen met het samenbrengen van bedrijven die met hetzelfde probleem zitten.Hierbij kunt u de volgende vragen stellen aan de brancheorganisatie of uw collega-bedrijf:
> Heeft u ‘best practices’ of tips bij het zoeken naar alternatieven producten?
> Weet u of een bepaald product bij andere leden vervangen is, vanwege een (mogelijk) verbod?
> Zo ja, welke leveranciers zijn daarbij betrokken?
> Waar heeft u de technische kennis vandaan gehaald?
> Wat zijn uw ervaringen met de toepassing van het alternatieve product?
> Levert dit het gewenste resultaat?
> Zijn er bij het toepassen van het alternatieve product aanpassingen in de bedrijfsvoering nodig?
Kader 6: Praktijkvoorbeeld
Het was brancheorganisatie FME-CWM begin 2011 opgevallen dat chroomtrioxide (=chroomzuur) op de kandidatenlijst van REACH terecht was gekomen en op verzoek van Duitsland door ECHA genomineerd werd voor opname in Bijlage XIV. Omdat de stof veel wordt gebruikt door oppervlaktebehandelingsbedrijven, is contact gelegd met de brancheorganisaties VOM.De grondslag voor opname in de lijst op basis van Duits onderzoek is in het najaar van 2011 gezamenlijk aangevochten bij ECHA. Het jaar 2011 is benut om bedrijven bewust te maken van de grote kans dat chroomtrioxide werd opgenomen in Bijlage XIV. Als dat gebeurt, moeten bedrijven die met de stof willen blijven werken een autorisatie (=vergunning) aanvragen. Als de vergunning niet op tijd wordt aangevraagd en verleend moeten bedrijven stoppen met die activiteit. Om een autorisatieaanvraag succesvol in te kunnen dienen, moesten gebruikers van de stof samenwerken met hun chemicaliënleverancier.
Samen moeten bedrijven in de keten een zogeheten Sociaal Economische Analyse (SEA) maken van het gecontroleerd gebruik van chroomtrioxide. Dit betekent dat concurrerende bedrijven moeten gaan samenwerken en de kosten moeten delen. Deze kosten bedragen al snel enkele honderdduizenden euro’s maar kunnen oplopen tot meer dan een miljoen euro.
De VOM en FME hebben daarom het initiatief genomen om een groep bedrijven te verzamelen die gezamenlijk bereid waren om dat consortium op te richten. Na enkele vergaderingen is besloten om het internationale Chroom consortium op te richten. De uitvoering is in handen van een advocatenkantoor in Brussel. Het consortium voert voor de deelnemers (tegen betaling) de SEA uit.
Nadat FME en VOM hiermee hadden bereikt dat de Nederlandse bedrijven in ieder geval een mogelijkheid hadden om “in business” te blijven werd de aandacht opnieuw verlegd naar Brussel. Eind 2012 werd met steun van het ministerie van I&M bereikt dat er meer tijd kwam voor de bedrijven. De bedrijven kregen nu 35 in plaats van 18 maanden om aan de autorisatie eisen te voldoen.
3. Publieke informatiebronnen m.b.t. vervanging en veilig gebruik
Naast het vragen om informatie bij uw leveranciers, brancheorganisatie en collega-bedrijven kunt u publieke informatiebronnen raadplegen. Wees hierbij wel alert op welke organisatie de bron publiceert en of zij een specifiek belang hebben. Daarnaast is het belangrijk dat de informatie actueel is.Er zijn, tot op heden, helaas geen websites die u een volledige pasklare oplossing aanbieden. De onderstaande informatiebronnen ondersteunen bij het vinden van praktijkvoorbeelden van vervanging van producten voor specifieke situaties, het vergelijken van gevaarseigenschappen en het vergelijken van de consequenties bij het gebruik op de werkvloer.
Websites met praktijkvoorbeelden
Als het gaat om het vervangen van zeer zorgwekkende stoffen biedt de website van Subsport veel nuttige informatie (www.subsport.eu/). Deze website maakt onderdeel uit van een EU-project om de vervanging van gevaarlijke stoffen te bevorderen. Bij het zoeken naar alternatieven kan gebruik gemaakt worden van de database met praktijkvoorbeelden die op deze website te raadplegen is (link database praktijkvoorbeelden). De praktijkvoorbeelden zijn per sector voor specifieke toepassingen beschreven en met zoekwoorden (zoals CAS-nummer) te doorzoeken.Websites voor beoordeling van veilig gebruik
Onderstaande websites geven inzicht in de gezondheidsrisico’s op de werkvloer en de noodzakelijke beheersmaatregelen die u moet nemen. Hierdoor kunt u alternatieven rangschikken op bijvoorbeeld kosten voor beheersmaatregelen en daarmee de zoektocht naar de meest geschikte vervanger vereenvoudigen.Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt een instrument beschikbaar om de blootstelling van stoffen kwantitatief te beoordelen. Dit instrument heet Stoffenmanager (www.stoffenmanager.nl). Hiermee is het mogelijk om de gezondheidsrisico’s op de werkvloer te rangschikken, effectieve beheersmaatregelen te vinden en de blootstelling door inademing te schatten. Met het instrument en de gegevens van het huidige product en de alternatieven is het mogelijk om een vergelijking te maken van de effecten op de werkvloer.
Voor het doeltreffend beheersen van de blootstelling op de werkplek kunt u ook gebruik maken van Leidraad ‘Veilig werken met chemische stoffen’ van de Sociaal Economische Raad (SER) (www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl). Deze leidraad helpt bedrijven, door het beantwoorden van vragen, bij het vinden van bedrijfsspecifieke veilige grenswaarden of gevalideerde veilige werkwijzen. Deze leidraad bevat vragen in over zowel het huidige product en bedrijfsvoering als voor de alternatieven (product inclusief eventuele gewijzigde bedrijfsvoering). Door deze vragen te beantwoorden is het mogelijk om de consequenties (zoals beheersmaatregelen en bijhorende kosten) van de verschillende alternatieven te vergelijken.
-
Stap 3.3 Vervanging door alternatieven
Als de test een gewenst resultaat oplevert kunt u de daadwerkelijke vervanging plannen en uitvoeren. Het gebruik van een alternatief kan betekenen dat er meer zaken in uw bedrijf wijzigen. U kunt hierbij denken aan de volgende zaken:
> Eventuele aanpassingen aan het bedrijfsproces;
> Het moment waarop u stopt met het gebruik van de te vervangen stof;
> Het moment waarop u start met het alternatief;
> Eventuele training en informeren van werknemers;
> Communicatie: het is raadzaam om uw klanten te informeren over de toepassing van het nieuwe stof en eventuele consequenties voor het gebruik door uw klanten.
Nadat u de nieuwe stof enige tijd toepast (bijvoorbeeld na een half jaar) is het zinvol om de toepassing te evalueren. Levert de toepassing het gewenste resultaat, zoals waar u het product op had geselecteerd?
Geen alternatief
Als de test niet positief is of er totaal geen alternatieve stoffen gevonden zijn die überhaupt in aanmerking komen, heeft u een serieus probleem. Het is raadzaam contact op te nemen met uw brancheorganisatie, om anderen met het zelfde probleem te identificeren.Dit scenario valt buiten deze handreiking, maar er zijn in principe 2 paden die u (samen met anderen) kunt gaan bewandelen:
1. U gaat met collega bedrijven / brancheorganisatie contact zoeken met de leveranciers / producent van de stof om mogelijk een autorisatieaanvraag in te dienen;
2. U gaat met collega bedrijven / brancheorganisatie en leveranciers een onderzoek en ontwikkeling traject financieren om een alternatief te ontwikkelen.Kern van deze situatie is dat een autorisatieaanvraag of een ontwikkeltraject voor een alternatief erg complex en erg duur is. U kunt dit simpelweg niet alleen doen.
-
Disclaimer
Deze handreiking is een handleiding voor het vervangen van zeer zorgwekkende stoffen. De handreiking is een algemene handleiding, er kan niet gegarandeerd worden dat deze handreiking alle uitzonderingsgevallen dekt. De informatie uit deze handreiking is door Royal HaskoningDHV in opdracht van het ministerie van IenM met de grootste zorg samengesteld. Royal HaskoningDHV kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele fouten in de handreiking.
Contact
Jean-Marc Abbing
Consultant Industrial Safety & Environment
Amersfoort, NL